Abstract expressionisme

Abstract expressionisme

De menselijke tragedies in de Amerikaanse Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog zorgden voor de bewustwording van de beperking van vrijheid van meningsuiting en het besef van de nietigheid van de mens. Voor kunstenaars uit die tijd was deze bewustwording een beginpunt van hun creaties waarmee ze zich afzette tegen de ideologieën van het socialisme en nationalisme, die ten grondslag hadden gelegen aan deze tragedies. De hieruit voortkomende stijlen waren zeer individueel: enerzijds waren er de werken van Jackson Pollock die verf door het toeval op doeken liet druppelen en slingeren, anderzijds had Mark Rothko meditatieve doelen voor ogen. Een gezamenlijke beeldtaal was er wel, namelijk de thematieken in het abstracte uitdrukken door middel van spontane impulsen. Het sterke effect werd gecreëerd door het monumentale karakter van de schilderijen. De enorme doeken, rijk aan textuur, overweldigen de kijker die hierdoor een ruimte in wordt getrokken naar een parallel universum. Jackson Pollock, voorloper van de nieuwe stijl die bekendstaat als ‘action painting’ of abstract expressionisme, was geïnteresseerd in het gebruiken van verf zonder bijbedoelingen. Zijn geduld met de conventionele methoden was op waardoor hij het doek op de grond plaatste en de verf erop druppelde, goot of smeet. De chaos aan lijnen voldoet aan twee tegengestelde normen van de twintigste-eeuwse kunst: het verlangen naar kinderlijke eenvoud en spontaniteit en de gezochte belangstelling voor de problemen van het ‘zuivere schilderen’.