Gotiek

Gotiek

De gotiek is de periode van ongeveer 1130 en 1530. De term gotiek is afgeleid van de Goten, een Germaanse volk, dat barbaars betekent. Omdat de Goten de val van het Romeinse Rijk hadden veroorzaakt, zij Rome hadden geplunderd en het klassieke verleden hadden onteerd, werd de bouwstijl die hierop volgde gotisch en dus barbaars genoemd. Wat de gotische bouwstijl onderscheidde van zijn voorganger was het verticaal bouwen met torens en pinakels. De kathedralen wilden maar naar één richting wijzen: de hemel. Een ander kenmerk is het doorbreken van de geslotenheid van de muren waardoor er grote raampartijen ontstonden. Hierdoor werden de kerkinterieurs lichter en eleganter en was er ruimte voor glas in lood. Het schitterende licht dat door het glas in lood in de kerk viel zou de hemel op aarde brengen. De sculpturen werden realistischer en waren uitdrukkelijk bedoeld ter versiering van de centrale positie van de kerk. De eerste gotische beelden waren zuilen met individuele kenmerken in de gezichten, de plooival in de kleding doet nog zeer romaans aan. In de late gotiek breekt het realisme nog verder door. De sierlijke plooien worden vervangen door een realistische weergave van de zware stoffen. De gezichten en houdingen zijn expressief en realistisch. In de gotische schilderkunst stonden verhalen van de evangelie, de heiligenlevens en het Oude Testament centraal. Deze werden afgebeeld in een rijk gedecoreerde achtergrond van landschappen en interieurs, die ons nu iets kunnen vertellen over de leef cultuur van die tijd. Details waren belangrijk om af te beelden: modieuze kleding, het landschap, het interieur met alle meubels, muziekinstrumenten, huisdieren, wapens en de emoties van de afgebeelde personen.