Impressionisme

Impressionisme

De kunstenaars uit de opeenvolgende stromingen hadden de ene ontdekking na de andere gedaan met als doel overtuigende afbeeldingen van de zichtbare wereld te maken. Alleen geen van deze kunstenaars kon zeggen dat beelden uit de natuur vastgestelde vormen of kleuren hadden. Manet zorgde eind negentiende eeuw voor een ommekeer in het weergeven van kleur en vorm. Hij ontdekte namelijk dat als wij buiten naar de natuur kijken niet de afzonderlijke voorwerpen met hun eigen kleur zien, maar eerder een helder lichtmengsel van tinten waaruit ons oog een geheel maakt. Ook liet hij niet meer van de vormen zien dan lichte aanwijzingen die onze fantasie tot een geheel moeten maken. Ook tijdgenoot Monet schilderde in de buitenlucht en vond dat de vluchtigheid van de natuur ter plekke moest worden voltooid. Veranderende lichtcondities, reflexen van het water en andere toevallige momenten beïnvloedde de vorm en kleur van de afbeelding. Doordat deze groep kunstenaars braken met de klassieke traditie werden zij door critici met de grond gelijkgemaakt. Deelname aan grote tentoonstellingen werd uitgesloten. Daarom sloten deze groep kunstenaars zich bijeen en organiseerden een eigen tentoonstelling. Een schilderij van Monet, ‘Impressie: zonsopgang’, werd door een criticus zo belachelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van dit schilderij deze groep kunstenaars impressionisten noemde. Impressionisten stelden het hier en nu centraal. Of het nu ging om picknicks, roeiers, stillevens, façades, marktpleinen, feesten, de nadruk lag op de wereld waarin de schilder zich begaf. Heldere kleuren, snelle toetsen, spontaan en vrij schilderen kenmerken de schilderijen uit de laat negentiende eeuw.