Post-Impressionisme

Post-Impressionisme
Kunstenaars van het post-impressionisme vonden dat het impressionisme te weinig emotionele diepte had. Vanaf 1886 zien we een verandering in de schilderkunst: de visuele vrijheid van het impressionisme werd samengebracht met meer aandacht voor vorm, kleur en inhoud. Voor het eerst in de kunstgeschiedenis werd gesteld dat de kunstenaar zelf bepaalde wat kunst was. De waarden die in de renaissance waren ontstaan, golden niet langer. Hierdoor ontstonden er verschillende sub stromingen als het pointillisme, divisionisme, synthetisme of cloisonnisme. Tijdens deze stijlperiode wordt er veel geëxperimenteerd. Allereerst met lijn en kleur. Deze vormen een relatie tot de expressie van het kunstwerk. Felle complementaire kleuren zorgen voor de dynamiek in het schilderij en de kleur wordt soms al losgekoppeld van de waargenomen realiteit. Het werk van Van Gogh en Edvard Munch kan hiertoe gerekend worden. Een tweede ontwikkeling is dat postimpressionisten datgene proberen weer te geven wat niet waargenomen kan worden. De waarheid wordt vervormd om zo meer gevoel in het schilderij te leggen. De kunstenaar rangschikt vormen en geeft deze subjectief vorm, dit proces wordt ook wel abstrahering genoemd. Een derde ontwikkeling is het creëren van een beeldtaal waarin het opbrengen van verf en het verfoppervlak van een schilderij centraal staan. Diepte wordt gecreëerd door grove toetsen in verschillende dikten en richtingen, het onbewerkte canvas wordt een onderdeel van het schilderij.