Romaanse kunst

Romaanse kunst

Van circa 1.000 tot 1.300 kende Europa een economische bloei en een daarmee gepaard gaande bevolkingstoename en groei van de steden. Ook groeide het enthousiasme voor het geloof dat uitdrukking vond in de bouw van enorme kathedralen. Deze bouwkunst werd romaans genoemd omdat de stijl van de kathedralen veel overeenkomsten had met de architectuur uit de Romeinse tijd. Kenmerkend voor de romaanse architectuur is het gebruik van ronde bogen, gewelven van steen, dikke muren en kleine ramen. Voor de romaanse kerken stond de vroeg christelijke basilica model: drie beuken waarvan het schip hoger is dan de zijbeuken. Sculpturen staan in dienst van de architectuur. Dit geldt ook voor de monumentale schilderkunst die in de vorm van fresco's op de muren waren aangebracht door monniken. Thematiek, stijl, compositie en techniek waren vastgelegd in schrijfsels waarvan niet afgeweken mocht worden. Een fresco werd gemaakt met behulp van natte kalk en pigmenten. De tekening werd met zware contouren op de muur gezet en daarna met kleuren opgevuld.