Romantiek

Romantiek

Gedurende de negentiende eeuw veranderde de wereld snel. De industriële revolutie zorgde voor de groei van steden en door de val van Napoleon, heerser van West-Europa, veranderde de (geografische) situatie in Europa. Door de behoefte aan autonomie en het nationalisme ontstonden er sterke onafhankelijke naties. Ook kreeg men genoeg van het neoclassicisme en de rationalistische manier van denken van de Verlichting. Deze veranderingen hadden enorme gevolgen voor de Europese kunst. Vanaf 1870 begonnen de principes die vierhonderd jaar lang de westerse traditie hadden gestuurd te wankelen. De moderne tijd werd geboren. In deze roerige periode probeerden kunstenaars grip te krijgen op een wereld waarin schijnbare zekerheid plaats had gemaakt voor chaos. De kunstenaar was in de romantiek niet langer een nabootser van klassieke kunst, maar werd zelf een schepper. Kunst werd de individuele expressie van individuele emotie. Door de negatieve associatie met de industrialisatie, rationalisme en materialisme gingen kunstenaars geïdealiseerd naar de naar het verleden kijken. Dit deed de kunstenaar door de huidige tijd te ontvluchten naar andere culturen, sprookjes of de natuur wat leidde tot enorme variëteit aan stijlen. De wens om het leven groter en romantischer te maken dan het was uitte zich door het gebruik van felle kleuren, woeste toetsen, thema’s als liefde, dood, heroïek en de wonderen van de natuur. Vooral het laatste speelde en belangrijke rol in de schilderijen uit deze tijd: landschappen werden weidser en onheilspellender en de mens werd een nietig wezen dat ondergeschikt was aan de natuur. Ook de schets kreeg gedurende de romantiek een hoger aanzien. Romantici vonden de schets een ongeremde uiting van de kunstenaar, die door zijn vrije gebruik van het materiaal zijn individuele handschrift zichtbaar maakte.