Surrealisme

Surrealisme
Gedurende het interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen, ontstond er in Europa een van de belangrijkste avant-gardistische stromingen, namelijk het surrealisme. Geïnspireerd door Sigmund Freuds theorieën formuleerde schrijver André Breton het belangrijkste doel van de surrealisten. Volgens Freud wordt het gedrag van mensen in grote mate gestuurd door onderbewuste en irrationele driften. Tijdens de slaap zouden onderdrukte gevoelens en verdrongen ervaringen in de vorm van dromen zich prijsgeven. Breton haakt daarop in door te beweren dat de maatschappij bevrijd moet worden van het rationalisme, de logica en de burgerlijkheid. Door de verdrongen driften van de mens bloot te leggen zou diens gekwelde geest bevrijd worden. Aan de surrealisten de taak het verdrongen en onbewuste te verenigen met het bewuste om zo een nieuwe ‘superrealiteit’ of droomwereld te creëren. Het surrealisme omvatte een groot scala aan stijlen met aan de ene kant gestileerd werk dat zocht naar een hogere realiteit, aan de andere kant stond de volledig abstracte stijl. Ongeacht de stijl was het doel van de kunst om te verrassen, choqueren, droombeelden te creëren of om te vervreemden en te breken met de ingewikkelde theorieën van het expressionisme en het kubisme. Omdat het onbewuste persoonlijk en oneindig is, waren de thema’s ook onbeperkt en onbegrensd. René Magritte gebruikte bijvoorbeeld raadselachtige seksuele combinaties, Max Ernst plaatste tegenstellingen gecombineerd met eigen ervaringen en verlangens naast elkaar. Een van de bekendste surrealisten was Salvador Dalí. Hij was meester in het maken van optische illusies en op basis van Freuds ideeën over dromen en waanzin maakte hij obsessieve beelden waarin de gedetailleerde werkelijkheid verandert in nieuwe, complexe en verontrustende beelden.